Bij inzet wet dwangsom besluit trage Autoriteit Persoonsgegevens negatief

AP-slak met agent

Dat de Autoriteit Persoonsgegevens(AP) moeite heeft met het nemen van beslissingen over principiële zaken is voor insiders geen geheim. Door het verloop van enkele mij bekende zaken die bij de AP aanhangig zijn gemaakt, werd het mij recent duidelijk hoe de nieuwste verdedigingslinie van de AP eruit ziet bij lastige zaken. Het gaat daarbij om handhavingsverzoeken die ingediend zijn door burgers vanwege in hun ogen evidente overtredingen ten aanzien van de privacy. Helaas is het zo dat de AP bij dit soort handhavingsverzoeken buitengewoon traag reageert. Beslissingen blijven soms een half jaar, maar ook wel eens langer dan een jaar uit. Als dan na een ingebrekestelling de AP nog niet met een besluit komt, kan de burger met een beroep op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdige beslissingen(Wdbntb) een beslissing eisen of naar de bestuursrechter gaan. Als de burger die eis op basis van de Wdbntb daadwerkelijk neerlegt bij de AP, maakt deze in het gunstigste geval het de aanvrager duidelijk dat zij negatief zal gaan beslissen op het handhavingsverzoek als dat doorgezet wordt. Of de AP heeft inmiddels al negatief besloten. Het argument voor het negatief beslissen is dan dat de aanvrager de AP niet voldoende tijd gegund heeft om “fatsoenlijk” onderzoek te doen. het is te gênant voor woorden, maar het gebeurt.

Oud regime

De hierboven beschreven, mij bekende, gevallen vielen onder het oude regime, voor het  in gaan van de Algemene Verordening Gegevensbescherming(AVG). De termijn voor de AP om met een besluit te komen is in principe acht weken volgens de Algemene wet bestuursrecht(Awb) (art. 4:13) Vaak heeft de AP meer tijd nodig voor onderzoek. Zij kan dat de klager duidelijk maken. Deze kan bij het uitblijven van een beslissing naar de bestuursrechter stappen of een beroep doen op de Wdbntb. Wel moet eerst de AP schriftelijk officieel in gebreke gesteld zijn door de klager. Het lang uitblijven van beslissingen door langdurige onderzoeken heeft grotendeels te maken met de capaciteit van de AP. Zij is door de politiek bewust kort gehouden en is daardoor, ondanks recente uitbreiding, undermanned en understaffed. In de aanloop naar het ingaan van de AVG is ook goed gekwalificeerd personeel uit onvrede verdwenen richting bedrijfsleven. Eén van de diensthoofden werd Chief Privacy Officer bij de NS. Een andere senior adviseur bij BMC advies. Hun AVG-kennis is daar zeer welkom.

Nieuw regime

Na het ingaan van de AVG op 25 mei 2018 is er sprake van een ander regime. De AVG vermeldt namelijk geen termijn voor het nemen van een beslissing op een klacht. Artikel 57 lid 1 sub f van de AVG spreekt alleen over een “redelijke termijn” voor een toezichthouder om op een klacht te reageren. De vraag is uiteraard wat redelijk is. De toezichthouder dient wel  binnen drie maanden de klager op de hoogte gesteld te hebben van de voortgang of het resultaat van het onderzoek. De AP kan dat bijvoorbeeld doen door het verzenden van een automatisch gegenereerde brief. Ze kan de termijn alvorens ze met een definitief oordeel komt daarmee aardig oprekken. Vergeet de AP de klager na drie maanden te informeren dan kan de klager direct naar de bestuursrechter stappen om een beslissing te eisen. Bij onduldbaar lang oprekken kan men als eiser toch wel een beroep op de Wdbntb doen, uiteraard na eerst een schriftelijke ingebrekestelling.

Exit-strategie

Al eerder publiceerde ik over de laakbare traagheid van de AP bij principiële kwesties. Daarbij rekt de AP de grenzen ruim voorbij het onbetamelijke op om maar geen beslissing te hoeven nemen. Het lijkt er op dat de AP een nieuwe exit-strategie bedacht heeft, Als de vrager van een handhavingsverzoek het na ver overschrijden van de antwoordtermijnen zat is en na ingebrekestelling een beroep doet op de Wdbntb dan zal de AP negatief beslissen. Zoveel is zeker. De argumentatie is dan dat men de AP niet in staat heeft gesteld het onderzoek af te ronden waardoor ze wel gedwongen is negatief op het verzoek te besluiten.

Ik heb begrepen dat minimaal in één geval een functionaris van de AP gewezen heeft op dat risico. Toch blijft het zeer onbevredigend als de privacy-toezichthouder zich op een dergelijke manier af maakt van essentiële vragen. Het handelen is een privacy-toezichthouder onwaardig.

W.J. Jongejan, 1 juni 2018

In dit artikel is deels gebruik gemaakt van informatie op de website van Dirkzwager, Advocaten en Notarissen met als auteur Mark Jansen..