CDA twijfelt openlijk aan opzet wet op zorgfraude van eigen minister Hugo de Jonge

CDAOp het ontwerp Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg(Wbsrz) van minister Hugo de Jonge van VWS rust geen zegen. Het eerste ontwerp dat in een internetconsultatie het licht zag in 2018 leverde veel kritiek op, vooral door flagrante inbreuken op het medisch beroepsgeheim. Hugo de Jonge kreeg er de Big Brother Award 2018 voor van Bits of Freedom.  Het herziene wetsvoorstel is op 3 juli 2020 naar de Tweede Kamer gezonden. Inmiddels zijn indringende vragen van de fracties van de TK gebundeld in een zogeheten Inbreng Verslag. Wat opvalt daarin is dat met name het CDA en de SP forse kritiek uitoefenen op de plannen van minister de Jonge. Opmerkelijk is de rode lijn met twijfel aan nut, noodzaak en inhoud van het wetsontwerp. Ook is het CDA duidelijk kritisch over hoe er omgegaan moet worden met gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen.

Fundamentele kritiek(aanloop)

CDA-leden stippen aan(blz 5 hoofdstuk2.2.) dat voor het zomerreces in de Eerste Kamer de Wet toetreding zorgaanbieders(Wtza) is aangenomen. Daarmee komen alle zorgaanbieders beter in beeld bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd(IGJ) en kan men het risico-gestuurde toezicht, mede op basis van big data, aanscherpen. Het gaat om de voorkant van het aanpakken van zorgfraude. De CDA-fractie vraagt dan ook hoe het wetsontwerp Wbsrz zich daarmee verhoudt. Ook vraagt men zich af wat de meerwaarde is van de Wbsrz.

Fundamentele kritiek(de kern)

CDA-leden geven aan dat de regering stelt dat de totale omvang van fraude niet goed in beeld te krijgen is. Ze zeggen dat de regering praat over schattingen en dat niet bekend is wat het daadwerkelijke totale bedrag is aan fraude. Op pagina 5 in hoofdstuk 2.2 “Noodzaak wetgeving” zegt de CDA-fractie daarna:

“Kan de regering uiteenzetten waarom zij naar een wettelijk instrument grijpt als de reikwijdte van het probleem niet bekend is, gezien de reacties van verschillende zorgorganisaties waarin wordt gesteld dat de omvang van fraude in de zorg te beperkt is om dit wetsvoorstel te rechtvaardigen? De leden van de CDA-fractie vragen voorts het volgende. Dit wetsvoorstel regelt het tegengaan van fraude in het zorgdomein, maar pas aan de achterkant van het proces.“

Ze maken even verderop nog de opmerking dat het proces van aanpak van fraude begint bij de inkoop van zorg.

Medisch beroepsgeheim

De CDA-leden bevreemdt het dat de regering enerzijds zegt het medisch beroepsgeheim te respecteren. Anderzijds zegt de regering zorgdata, die daar onder vallen wel te willen laten uitwisselen tussen de in het wetsontwerp genoemde niet-medische instanties als een patiënt wel toestemming geeft om die data uit te doen wisselen. Het aardige is dat de PVV-fractie te berde brengt dat het wetsontwerp met geen woord rept over het inschakelen van een Onafhankelijk Deskundig Arts(ODA). Iets wat een oplossing zou kunnen zijn voor het omgaan met zaken die onder het medisch beroepsgeheim vallen. Saillant detail is dat het systeem van ODA’s door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst(KNMG) in 2016 opgezet is in overleg met alle instituties die naast VWS nu bij de Wbsrz betrokken zijn. Van ODA’s maakte men geen gebruik en nu noemt VWS ze ook niet in het wetsontwerp. .

Serieuze vraagtekens

De leden van de CDA-fractie zetten op pagina 11 in hoofdstuk 4.5 ”Rechtsbescherming en informatieplicht” grote vraagtekens bij de gedachte van de regering over fraudezaken-afhandeling.  De regering lijkt om opportunistische redenen vermoedens van fraude die in het op te richten Waarschuwingsregister geregistreerd worden buiten de rechterlijke macht om, door gemeenten en zorgverzekeraars te willen laten afhandelen.

“Begrijpen de leden van de CDA-fractie dit citaat nu goed dat de regering van mening is dat, omdat het OM en de rechtelijke macht het druk hebben met allerhande strafzaken, andere instanties (in dit wetsvoorstel gemeenten en zorgverzekeraars) fraude zelf moeten aanpakken en afdoen? De rechtelijke macht is er toch juist om een onafhankelijk oordeel te vellen over de vraag of bewezen kan worden of een rechtspersoon of natuurlijk persoon heeft gefraudeerd? Het is toch aan de rechtelijke macht om dat oordeel te vellen, en toch niet aan gemeenten en zorgverzekeraars?”

Klap op de vuurpijl     

Aan het einde vragen de lenden van de CDA-fractie indringend aan de regering waarom ze gekozen hebben voor een stichtingsstructuur voor het InformatieKnooppunt Zorgfraude(IKZ). Men dringt aan om aan te geven wat daar de voordelen van zijn. Met het InformatieKnooppuntZorgfraude beoogt men een instelling die informatie over zorgfraude moet verzamelen en verrijken. Die informatie is afkomstig van CIZ, de colleges van B&W van gemeenten, de IGJ, inspectie SZW, de rijksbelastingdienst, waaronder de FIOD, de zorgautoriteit en zorgverzekeraars. De verrijkte informatie levert het IKZ dan weer terug aan de aanleverende partijen. De regering zal nooit hardop tegen de Tweede Kamerleden zeggen wat voor haar het voordeel is van een stichtingsvorm. Die vorm maakt het namelijk mogelijk dat wat er bij het IKZ gebeurt nimmer door middel van een beroep op de Wet Openbaarmaking Bestuur geopenbaard kan worden voor burgers/ niet gouvernementele instituties die daarom vragen.

Slopen

Bij lezing van het Inbreng Verslag kan ik niet anders concluderen dat de eigen partij van de minister van VWS, Hugo de Jonge, het wetsontwerp vakkundig sloopt. Ze zet grote vraagtekens bij de opzet, nu en noodzaak van het wetsontwerp. Ik ben benieuwd hoe dit verder gaat lopen.

W.J. Jongejan, 12 november 2020

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay