Plotse verschoning rechter daags voor rechtszaken aantasting beroepsgeheim en privacy

askulapstab-837309_640

Uit welingelichte bron vernam ik heden dat op donderdag 1 december 2016 één van de rechters van de rechtbank Midden-Nederland bij het bureau wrakingen en verschoningen een verzoek tot verschoning heeft ingediend. Het betreft de rechter mevr. R.J. Praamstra, die op vrijdag 2 december in een meervoudige kamer met collegae twee zaken zou behandelen.  Daardoor gaat de zitting niet  door en volgt uitstel. De vereniging Vrijbit spant deze zaken aan tegen de Autoriteit Persoonsgegevens(AP). Het gaat om de zaken met kenmerken UTR 16/3326 en UTR 16/4199. In beide zaken draait het in de kern om de aantasting van het medisch beroepsgeheim en het fundamentele recht van patiënten op bescherming van hun privéleven. Deze zaken hebben zeer duidelijke raakvlakken met het wetsontwerp 33980 dat thans in de Eerste Kamer behandeld wordt.  Waar gaat het om? Het gaat om een langlopende kwestie die gaat om de wijze waarop de AP, voorheen het College Bescherming Persoonsgegevens(CBP), haar rol vervult als toezichthouder, ten aanzien van handelen rond medische gegevens. Het lange beloop is voor een groot deel te wijten aan de weigerachtige houding van de AP om op te treden tegen de wijze van handelen van zorgverzekeraars bij het inzien van medische gegevens bij zorgaanbieders.

Zaak UTR 16/3326 WBP V97

Inzet van het geding is de nalatigheid van de toezichthouder Autoriteit Persoonsgegevens om op te treden tegen de wijze waarop de zorgverzekeringsmaatschappijen in Nederland, volgens een gedragscode die in strijd is met zowel de Wet Bescherming persoonsgegevens(Wbp) als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verwerkingsprocedures hanteren aangaande de medische gegevens die zij verzamelen en verwerken.

 Zaak UTR 16/4199 WBP V93

Inzet van dit geding is het plichtsverzuim van de toezichthouder om op te treden tegen de wijze waarop de Nederlandse Zorgautoriteit ( NZa) medische diagnose- en behandelgegevens (DBC) van de gehele Nederlandse bevolking verzamelt, gebruikt en verstrekt aan derden. Namelijk via het Diagnose-Informatie Systeem (DIS) waar zorgverleners verplicht de DBC-gegevens voor dienen aan te leveren.

Weer vertraging

Het gevolg van het verschoningsverzoek nu is dat de behandeling van de beide zaken vertraging oploopt. Deze rechtszaken komen niet zo maar uit de lucht vallen en hebben een wat langere voorgeschiedenis. Op 13 november 2013 had de rechtbank Amsterdam al vernietigend geoordeeld over de goedkeuring die het CBP oorspronkelijk had gegeven aan de toentertijd door de zorgverzekeraars voorgestelde gedragscode omdat deze het medisch beroepsgeheim miskende en inbreuk maakt op de fundamentele bescherming van de privacy van patiënten. Dat komt omdat door de koppeling van de verwerking van medische persoonsgegevens aan uiteenlopende ‘bedrijfsprocessen’ als kwaliteitsbewaking, marketing en zorgbemiddeling geen sprake is van de door het EVRM vereiste helder en limitatief omschreven doelstelling van gegevensverwerking, en de toetsing op proportionaliteit en subsidiariteit niet kan doorstaan. De rechtbank had daarbij uitdrukkelijk gewezen op de taak van het CBP als toezichthouder om ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars zich houden aan de wettelijke kaders van de Wbp en EVRM; heel specifiek aan de wijze waarop eerdere rechterlijke uitspraken ( van het College voor Beroep en bedrijf) daarbij hadden bepaald dat patiënten en zorgverleners nimmer gedwongen mogen worden om voor declaratiedoeleinden aan de verzekeraars vertrouwelijke diagnose-informatie af te staan.(tekst in hyperlink van Vrijbit)

Daarna heeft de AP, als opvolger van het CBP, lang getreuzeld met reageren.

Hinderlijk

Ronduit hinderlijk was de wijze waarop de geplande zitting van de zaak UTR 16/3326 WBP V97 op 30 september 2016 uitgesteld moest worden, omdat de AP na eerder door haar gevraagd uitstel niet tijdig de benodigde dossierstukken aanleverde. In een zo lang lopende zaak is het verre van professioneel als de vereiste stukken niet op tijd ingeleverd worden en riekt het naar obstructie.

Vraag

Het is raadselachtig waarom daags voor een zitting in een zo lang lopend juridisch gevecht in een principiële kwestie een rechter vraagt om niet opgesteld te worden. Het is de vraag of de betreffende rechter eigenstandig tot die beslissing gekomen is vanwege partijdigheid/nevenfunctie of dat de overige rechters hebben aangedrongen op het doen verschonen. Het trieste is dat het vragen van een rechterlijke uitspraak over het handelen of liever gezegd niet handelen van de AP zo een zeer moeizame zaak wordt.

In een democratische rechtsstaat moet het toch mogelijk zijn een toezichthouder ter verantwoording te roepen.

Want anders kan men zich alleen maar, met de dichter Juvenalis (ca. 60 – tussen 133 en 140 na Chr.), vertwijfeld afvragen: “ Quis custodiet ipsos custodes

(Wie zal de bewakers zelf bewaken?)

W.J. Jongejan