Schippers poogt mee te surfen op eHealth-hype richting senaat

dont believe the hype

Nog geen maand nadat de eerste Kamer de minister van VWS een zogeheten “verslag” met indringende vragen van senatoren stuurde betreffende het wetsontwerp 33509 over de elektronische medische datacommunicatie heeft de minister van VWS geantwoord met een nota. Het wetsvoorstel schept aanvullende randvoorwaarden voor het eventuele gebruik van een elektronische uitwisselingssysteem door zorgaanbieders. Vriend en vijand verbaast de minister met de snelle beantwoording. Vorig jaar liet ze in een eerdere vragenronde de Eerste Kamer ruim een half jaar wachten op haar antwoorden. De belangrijkste reden voor haar snelle reactie nu is gelegen in het recente eHealth congres in Amsterdam en de eHealth-hype daaromheen. “Go with the flow” zouden de Amerikanen dit noemen. In de nota aan de vaste Eerste Kamercommissie voor VWS schets de bewindsvrouw dan ook op de eerste pagina de in haar ogen grote beloften van eHealth op het gebeid van monitorgegevens. Die zouden bij kunnen dragen aan preventie, tijdig signaleren van ziekte en een adequate behandeling. Zij gaat daarbij voorbij dat veel van de monitorings-apps data leveren die niet gevalideerd zijn en vaak ook bij de app-leverancier worden opgeslagen. Zij geeft in dezen geen op feiten gebaseerd, afgewogen, oordeel, maar een toekomstverwachting. Natte vingers-werk dus.

 Niet suf

Het wetsontwerp 33509 lijkt op het eerste gezicht om een nogal theoretisch onderwerp te gaan en qua opzet toegeschreven te zijn naar het inzichtelijk maken van medische informatie via het Landelijk SchakelPunt. Toch heeft het veel grotere consequenties, omdat het ook gaat om het communiceren van zorgdata bij eHealth. Het Philips-concern heeft een nieuwe koers uitgezet met een verdienmodel op basis van het verzamelen en analyseren van zorgdata. Daarbij is dit bedrijf opeens zeer afhankelijk van het al dan niet aannemen van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Veel uitstel van de behandeling kan het concern niet gebruiken. De minister gaat er in haar nota ook op in. Ze schrijft op pagina 3: 

“Daarnaast is een belangrijke overweging om de wet nu in werking te laten treden dat vanaf het moment waarop dat gebeurt zorgaanbieders en ICT aanbieders zekerheid hebben dat het gaat gebeuren, wanneer dat gaat gebeuren en waarin ze moeten investeren. Door de behandeling met een jaar uit te stellen bieden we zorgaanbieders en ICT-leveranciers nu niet de duidelijkheid die nodig is om over te gaan op de vereiste investeringen. Dat zal resulteren in uitstel van investeringen in deze broodnodige omslag.”

 Philips

Dit bedrijf komt andermaal aan bod op pagina 9. Daar wordt antwoord gegeven op vragen van de PVV over een initiatief van Philips voor een datacloud in samenwerking verzekeraar Allianz. Daar zegt de minister:

“Een datacloud zoals Philips wil faciliteren is niet een systeem dat door zorgaanbieders wordt gebruikt om gegevens raadpleegbaar te maken, en daarom dus geen elektronisch uitwisselingssysteem. Een partij als Philips mag alleen gezondheidsgegevens verwerken als zij daarvoor op grond van art. 23, eerste lid onderdeel a, Wbp uitdrukkelijke toestemming heeft gekregen. Alleen als die toestemming ook uitdrukkelijk ziet op het doorgeven van die gegevens aan bijvoorbeeld een verzekeraar, zou een verzekeraar over die gegevens mogen beschikken. Dit wetsvoorstel is nu juist opgesteld om in deze zich snel ontwikkelende technologische wereld de rechten van de patiënt beter te borgen.”

 Hierbij geeft de minister dus aan dat doorgeven van de zorgdata via Philips aan een verzekeraar niet onmogelijk is. Als de patiënt er toestemming voor geeft mag het. Het probleem is alleen of de patiënt bij de toestemmingsverlening in de setting waarin die gevraagd wordt voldoende vrij is om daar een afgewogen oordeel over te hebben en daarover te beslissen. Voor het uitvoeren van haar zorgdata-gebruik als basis voor het verdienmodel heeft Philips het wetsontwerp 33509 hard nodig.

 Herhaling van zetten

Bij de beantwoording van de ruim honderd vragen van de senatoren in de tweede vragenronde valt op dat de minister eigenlijk geen nieuwe gedachten ventileert. Veel herhaling van eerder gedane zetten vindt in de nota van de minister plaats. Uit de manier waarop de antwoorden gegeven worden is het belang af te leiden dat de minister hecht aan het aangenomen zien worden van het wetsontwerp in de senaat. De inmiddels beruchte discussie over de gespecificeerde toestemming en specifieke toestemming wordt weer overgedaan. Mist is het gevolg. Slechts minutieus lezend is de draad van het betoog te volgen.

Verheul

Op de opmerkingen van de hoogleraar digitale veiligheid Eric Verheul die in een aan deze vragenronde voorafgaande hoorzitting ongezouten kritiek had op de opzet van het Landelijk SchakelPunt (LSP)zegt de minister opmerkelijke dingen. Zij zegt enerzijds dat de beveiliging van het LSP passend moet zijn en dat de norm NEN7510 onder andere daar op toeziet. Anderzijds geeft ze aan dat in een nog uit te vaardigen Algemene Maatregel van Bestuur(AMvB) voornemens is dat naar de laatste stand van wetenschap en techniek privacy versterkende maatregelen genomen moeten worden om te voorkomen dat voortschrijdende technologische verbeteringen ten aanzien van privacybescherming niet genomen worden. Het niet handelen naar de laatste technologische ontwikkelingen was nu juist één van de argumenten van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen in de rechtszaak tegen VZVZ, als beheerder van het LSP.

Werklast

Aan de beantwoording van vele vragen in de eerste vragenronde vorig jaar en ook nu in de tweede over wat het vastleggen van de gespecificeerde toestemming op de werkvloer betekent komt de minister weer niet toe. Ze stelt dat het voor een goed onderbouwde inschatting van de administratieve lasten nog te vroeg is. Ze draait er weer omheen door te stellen dat er meer duidelijkheid nodig is over de wijze waarop die vorm van toestemming in de zorgpraktijk wordt geïmplementeerd en over mogelijkheden voor patiënten om dat uit te voeren middels een centraal. Dat bestaat nog niet en het is helemaal de vraag of beveiligingsproblemen die daarmee samenhangen ooit opgelost worden.

W.J. Jongejan