Minister van Ark verhult stroperigheid digitale zorgcommunicatie met veel managementtaal

stroperigheidOp 14 december 2020 stuurde minister van Ark van VWS een brief naar de Tweede Kamer over de elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. Deze brief is het vervolg op drie “regie”-brieven van haar voorganger Bruno Bruins (december 2018, april 2019 en juli 2019). De brief bruist van de ambitie en stuwend taalgebruik, bedoeld om daadkracht uit te stralen. Bij goede lezing van de brief blijkt echter dat de materie veel weerbarstiger is dan eerder Bruno Bruins en nu Tamara van Ark voorstelt. Uit de brief blijkt dat het volledig digitaal uitvoeren van het receptenverkeer pas wettelijk verplicht kan worden gesteld in 2026 te liggen. Ja u leest het goed: over zes jaar. Alle “krachtige” woorden ten spijt blijkt de minister zich toch ook te realiseren dat er met het maken van een wetsontwerp elektronische gegevens uitwisseling in de zorg(Wegiz) men ook afhankelijk is van het zorgveld en de leveranciers.   

Managementtaal

Een kort tekstuele analyse laat zien dat het woord “regie” elf keer voorkomt, even vaak als “Infrastructuur”.  “Verplichting” komt tien maal voor, waarvan acht maal in één alinea op pagina 3. “Randvoorwaardelijk” tel ik acht maal, “sturing” zeven maal en “ambitie “drie maal.

2026

Op pagina 3 van haar brief schrijft ze:

“Ik zet mij in om vier van de prioritaire gegevensuitwisselingen – zijnde digitaal receptenverkeer, basisgegevensset zorg (BGZ), beelduitwisseling en verpleegkundige overdracht- uit te werken tot een AMvB waarin elektronische uitwisseling een wettelijke verplichting wordt. Deze wettelijke verplichting is bedoeld als een sluitstuk, het veld moet hier immers aan kunnen voldoen. Zo geldt voor digitaal receptenverkeer dat ondanks dat er veel gebeurt, het zorgveld en de leveranciers nog niet dusdanig gereed zijn dat wettelijke verplichting op korte termijn verantwoord is. De daadwerkelijke wettelijke verplichting op basis van deze norm komt daarmee pas rond 2026 te liggen(vet door WJJ).”

En enkele regels verder:

“Wettelijke verplichting vormt namelijk het slotakkoord van omvangrijke trajecten zoals eOverdracht en Medicatieoverdracht. Deze trajecten gaan onverminderd door en zijn gericht op het gaan voldoen aan de naderende wettelijke verplichting.”

Opvallend

Het is in dit kader opvallend dat van Ark zich hier uitspreekt over de wettelijke verplichting als sluitstuk van een proces waarin zorgwerkers en ICT-leveranciers komen tot hanteerbare digitale uitwisselpraktijk. Haar voorganger, lichtgewicht Bruno Bruins, zag een wettelijke verplichting(Wegiz) als de stok waarmee hij de in zijn ogen onwillige zorgwerkers en leveranciers in beweging kon brengen. Het aardige is wel dat van Ark duidelijk ziet dat je met alleen een wettelijke verplichting je er niet bent. Dat het allemaal veel stroperiger gaat men op VWS wil doen voorkomen beschreef ik al op 15 juli 2019.

Prioritaire processen

Bij deze opmerkingen van de minister moet men zich realiseren dat de volledig digitale uitvoering van het receptenverkeer slecht één van de elf prioritaire processen is die Bruno Bruins in zijn brief van december 2018 beschreef. En één van de vier die van Ark beschrijft in haar brief. De andere drie van Van Ark zijn de basisgegevensset zorg, de beelduitwisseling en de verpleegkundige overdracht. Het aantal niet beschreven, niet geprioriteerde processen is vele malen groter. Dit geeft aan hoe moeizaam progressie plaats gaat vinden.

Stiekem richting opt-out

Op pagina 6 van haar brief ontvouwt Van Ark het plan om te komen tot een “oplossing” van het probleem rond het verlenen van toestemming bij de elektronische gegevensuitwisseling. Dat probleem is het gevolg van een eerder overheidskeuze voor de gegevensuitwisseling, namelijk via het Landelijk SchakelPunt(LSP) door het raadpleegbaar maken van bij de bron vastgelegde zorgdata. Daardoor is toestemming nodig van de burger. Toen het LSP in 2012 in private handen kwam, eiste de privacy-toezichthouder, toen het College Bescherming Persoonsgegevens(CBP), dat zoiets alleen kon met een opt-in-toestemming. Dat betekent een “Neen, tenzij”(toestemming gegeven is).  Nu zegt Van Ark dat ze wil ingaan op de toepasbaarheid van het Estlandse model van toestemmingsverlening, die een opt-out-systeem inhoudt(“Ja, tenzij”). Dit is een gevaarlijke paradigma-shift die de Autoriteit Persoonsgegevens niet over haar kant kan laten gaan.

Opvallend aan brief

Wat opvalt aan de brief van Van Ark is dat in tegenstelling tot haar voorganger Bruins rechts boven op elke pagina de personen en afdelingen staan die mede-verantwoordelijk zijn voor die brief.

Dat zijn:

  • de secretaris-generaal(sg) van VWS: Erik Gerritsen
  • de plaatsvervangend sg: Abigail Norville
  • de Chief Information Officer(CIO): Ron Roozendaal
  • de directie Informatiebeleid
  • de cluster iBeleid team A

Het lijkt erop dat de minister zeer duidelijk wil maken dat deze brief mede op gezag van beschreven personen en afdelingen gemaakt is.

Tenslotte komt het uitermate onprofessioneel over dat deze negen pagina’s tellende brief geen fatsoenlijk paginanummering kent. Alle pagina’s, behalve pagina 1,  staan aangeduid als pagina 9 van 9.

W.J. Jongejan, 17 december 2020

Afbeelding van Steve Buissinne via Pixabay