Wederrechtelijke zaken in wetsontwerp over zorgfraude

wederrechtelijkeHeel langzaam schuift de behandeling van het Wetsontwerp bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg(Wbsrz) in de Tweede kamer richting plenaire behandeling.  Agendering vindt thans plaats. Op 15 december 2020 reageerde de minister voor de zorg Tamara van Ark op de vele vragen in een Nota naar aanleiding van Verslag. Daarin antwoordt zij op de zeer vele, bijzonder kritische vragen die haar gesteld waren in het zogeheten Verslag. Uit de beantwoording van die kritische vragen door van Ark is af te leiden dat het wetsontwerp meerdere illegale aspecten heeft, hoe vreemd dat ook klinkt. Vanaf september 2020 publiceerde ik meermaals over dit wetsontwerp en kwamen enkele facetten al aan de orde. Dat was op 9 september, 19 oktober, 12 november en 14 november. In het wetsontwerp speelt de oprichting van twee organen: het Waarschuwingsregister en de stichting InformatieKnooppunt Zorgfraude(KIZ).

Waarschuwingsregister en IKZ

Het Waarschuwingsregister moet zorgaanbieders vastleggen waarbij sprake is van de “gerechtvaardigde overtuiging” dat zij fraude hebben gepleegd met zorg. Niet na een veroordeling. Dat zonder dat er sprake hoeft te zijn van een rechterlijke veroordeling. Het opnemen in dat register heeft grote consequenties. Als iemand onterecht erin is opgenomen dan kunnen de in dit register samenwerkende partners, namelijk de gemeenten en de zorgverzekeraars grote beperkingen in de contractering opleggen. Juist als er op die wijze geen rechter heeft geoordeeld of sprake is van fraude in de zorg, kunnen de consequenties voor de betrokkenen heel groot kunnen zijn. De op te richten stichting IKZ moet signalen van fraude in een database “verrijken” met een data uit  een groot aantal private en publieke bronnen. Dat gaat om CIZ, de colleges van B&W van gemeenten, de IGJ, inspectie SZW, de rijksbelastingdienst, waaronder de FIOD, de zorgautoriteit en alle zorgverzekeraars.

Wederrechtelijk(1)

Zeer problematisch is dat de minister het begrip zorgfraude operationeel definieert. Ze definieert het als “‘het opzettelijk misleidend handelen binnen het zorgdomein, met het oog op eigen of andermans gewin, voor zover het in de wet strafbaar gestelde feiten betreft”. In de Nota erkent zij dat men zorgfraude moet zien als een verzamelbegrip.  Daarvan is  geen specifieke juridische definiërende bepaling vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht of andere wet. Vervolgens hangt zij de zorgfraude op aan een aantal “kapstokbepalingen” uit het Wetboek van Strafrecht, zoals valsheid in geschrifte, bedrog en witwassen. Tegen onterechte opname in het register kan men zich verzetten bij de Autoriteit persoonsgegevens of bij de rechter, maar opname erin heeft meteen consequenties terwijl bezwaarprocedures meestal lang duren.

Wederrechtelijk(2)

In de tweede plaats zie ik de beargumentering voor de opzet van het Waarschuwingsregister als wederrechtelijk. De minister gebruikt als argument voor de oprichting onder andere de lange wachttijd en doorlooptijd in de gewone (straf)rechtsgang. Daarbij hanteert zij het argument dat het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht het te druk hebben met allerhande strafzaken en zij de gemeenten en zorgverzekeraars wel de mogelijk wil geven zelf zorgfraude aan te pakken met behulp van het Waarschuwingsregister. Daarmee creëert ze een rechtsongelijkheid voor zorgaanbieders.

Wederrechtelijk(3)

In de derde plaats is er in het wetsontwerp en bij het werken met een stichting IKZ sprake van het fabriceren van een nieuwe doelbinding voor het verwerken van gegevens. Het wetsontwerp creëert een nieuw verwerkingsdoel. Deze doelbinding doorbreekt de doelbinding die speelt bij het verzamelen van data door de partijen die samenwerken in het IKZ. Deelnemers als IGJ, inspectie SZW , belastingdienst etc verzamelen voor waar ze voor opgericht zijn namelijk elk gegevens met een specifiek doel. Wat we in dit wetsontwerp nu zien is iets wat de overheid de laatste jaren stelselmatig probeert. Dat als data niet hergebruikt mogen worden buiten het doel waarvoor ze verzameld werden, de overheid een wetje aanmaakt met een nieuwe doelbinding. Dat spoort niet  met de Algemene Verordening Gegevensbescherming(AVG) en haar uitzonderingsbepalingen voor het gebruik van data voor andere doelen. Ik schreef daar al eerder over op 31 juli 2019.

Wederrechtelijk(4)

In de vierde plaats stelt de minister dat met het InformatieKnooppunt Zorgfraude profilering uitgesloten is. Door het verrijken van data door koppeling met andere databases kunnen percepties van zorgfraude ontstaan die mogelijkerwijs niet op zorgfraude berusten. Bijv. door administratieve onduidelijkheden bij regels omtrent declareren. Daardoor ontstaan verzamelingen van data die al dan niet correcte verdenkingen bevatten. De onderscheiden partners in het IKZ moeten wel nader onderzoek doen. Maar niettemin is het mogelijk dat men zo in het Waarschuwingsregister verdaagt. De facto kan men wel degelijk spreken van profileren en spreekt de minister zich zelf tegen.

Wederrechtelijk(5)

Last but not least wil ik nogmaals wijzen op de niet legale notie van de minister van het medisch beroepsgeheim. De minister stelt dat er van uitwisseling van persoonsgegevens waarop het medisch beroepsgeheim rust geen sprake is. Maar, voegt ze er aan toe: het mag wel als de zorgbehoevende zelf toestemming heeft gegevens uit te wisselen. De minister wil of lijkt niet te begrijpen dat het medisch beroepsgeheim wettelijk gezien de geheimhouder, de arts/therapeut betreft, niet de zorgbehoevende. De arts/therapeut dient los van een eventuele toestemming van een zorgbehoevende eigenstandig een beslissing te nemen over het wel of niet delen van de medische informatie met anderen. Door het grote aantal publieke en private deelnemers aan het beoogde IKZ is het alleszins denkbaar dat bij deze partijen medische informatie een zeer ongewenst eigen leven gaan leiden.

W.J. Jongejan, 6 januari 2020

Afbeelding van Fathromi Ramdlon via Pixabay